vragen over subsidie m.b.t mijn afstudeervak

  • Tanja

    Geachte heer/ mevrouw,

    Ik ben vierdejaars studente economie aan de universiteit in wageningen. Ik ben momenteel bezig met een afstudeervak voor een accountantskantoor. Ik moet een beeld gaan geven voor hun klanten om beter gebruik te gaan maken van subsidieregelingen. Ik moet ook gaan onderzoeken hoe het komt dat bepaalde bedrijven niet op de hoogte zijn en andere weer wel. Bij deze wilde ik vragen of jullie mij hier aanwijzigingen of hulp bij kunnen geven? Is er misschien bepaalde literatuur over subsidies beschikbaar (in theorie vorm)? Ik ben momenteel nog bezig met mijn onderzoeksvoorstel.Ik moet ook een theoretische achtergrond daarbij aangeven. Ik had hierbij gedacht aan de agency theory. Wat vinden jullie hiervan en hoe kan ik deze theorie het beste toepeassen? Ik hoop dat jullie me verder kunnen helpen. Ik hoop dan ook spoedig op een bericht. Bij voorbaat dank

    Met vriendelijke groet

    Tanja van Dijk

  • roland

    Tanja,

    Wij adviseren ca. diverse accountancy en administratiekantoren inzake subsidies beschikbaar voor hun clienten. Op branche nivo verzorgen wij per binnenkort eveneens PE-punt-cursussen. M.a.w. we weten wel iets over het onderwerp in relatie tot de accountancy sector.

    Wat betreft je probleemstelling het volgende (ik ben wat pragmatisch): dat het ene bedrijf wel en het andere niet op de hoogte is van subsidies is op zich een aardige vraag. Hoe definieer je echter “op de hoogte zijn”? Volgens mij wordt het onderzoek interessanter als je aan de probleemstelling de vraag toevoegd óf bedrijven (die iets over het bestaan van subsidies weten) subsidies ook werkelijk weten te benutten; zo ja in welke orde grootte; als ze het niet doen (maar dus wel weten dat er subsidiemogelijkheden bestaan) waarom dan niet.

    Mij persoonlijk interesseert de vraag hoe (adviserende) accountants richting hun klanten verkopen dat ze geen melding maken van subsidiemogelijkheden.

    Succes en als je vragen hebt hoor ik het wel.

  • Hemme

    Tanja,

    Effectiviteit is waarschijnljk ook een oorzaak. Zie onderstaand bericht.

    Erwin Hemme

    Ministerie van Economische Zaken

    Berichtnaam: TECHNOLOGIE-INSTRUMENTARIUM ONDER DE LOEP: MINDER REGELINGEN, MEER EFFECTIVITEIT

    Nummer: 89

    Datum: 13-06-2002

    De effectiviteit van de huidige subsidieregelingen voor ondernemers om technologische ontwikkelingen en innovatie te bevorderen, kan worden verbeterd door een betere coördinatie en een vermindering van het aantal regelingen.

    Verdergaande bundeling en stroomlijning van het zogeheten technologie-instrumentarium zijn wenselijk, evenals het periodiek, op een goede manier meten van de effectiviteit van subsidieregelingen.

    Daarnaast kan het instrumentarium meer dan nu gericht worden op het bevorderen van samenwerking tussen bedrijfsleven en publieke kennisinstellingen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.

    Dat staat in de eindrapportage Interdepartementaal Beleidsonderzoek technologiebeleid Samenwerken en Stroomlijnen, opties voor een effectief innovatiebeleid, die minister Jorritsma van Economische Zaken namens het kabinet naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het demissionaire kabinet acht het een zaak van het volgende kabinet om een inhoudelijke reactie te geven op dit rapport.

    De analyse

    Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Technologiebeleid stond onder voorzitterschap van de heer A. van der Velden, voorzitter van de technologiecommissie van VNO/NCW. Het onderzoek is in september 2001 gestart en heeft als opdracht de legitimiteit en doelmatigheid van het direct en indirect bedrijfsgerichte innovatiebeleid te onderzoeken en voorstellen te doen voor verbetering.

    Ruim 50 verschillende bedrijfsgerichte regelingen van vijf departementen (met in totaal een budget van ruim ? 1,5 miljard per jaar) zijn in het onderzoek meegenomen.

    In het rapport Stroomlijnen en Samenwerken wordt onder meer geconstateerd dat:

    Het niveau van de R&D uitgaven van het Nederlandse bedrijfsleven  in internationaal perspectief - laag is.

    De samenwerking tussen bedrijfsleven en publieke kennisinstellingen op het gebied van R&D verder verbeterd kan worden.

    Er bij de stimulering van R&D relatief nog veel nadruk ligt op subsidieregelingen die gericht zijn op individuele bedrijven.

    Er op termijn een tekort dreigt aan kenniswerkers, vooral met een bèta-achtergrond.

    De effectiviteit van het technologie-instrumentarium in een aantal gevallen nog niet goed te bepalen is.

    Ten gevolge van de versnippering van beleid er veel kleine regelingen zijn ontstaan, waarbij vaak sprake is van hoge uitvoeringskosten. Dit gaat ten koste van de inzichtelijkheid voor de gebruiker (de ondernemer).

    De aanbevelingen

    Op basis van de analyse in het onderzoek worden in de eindrapportage een aantal aanbevelingen gedaan:

    Stroomlijning van het aantal en verhoging van de kwaliteit van de subsidieregelingen. Die is nodig om de transparantie voor de gebruikers (ondernemers) te verbeteren en de overlap te verminderen. Dat betekent minder subsidieregelingen, betere coördinatie tussen de departementen onderling en ook een verschuiving van specifieke naar generieke regelingen.

    Het stimuleren van R&D in individuele bedrijven kan primair via de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk, dat is een fiscale regeling waarbij de bedrijven een fiscale aftrek genieten bij het inzetten van R&D personeel).

    Een verlaging van de vennootschapsbelasting is een minder direct instrument voor R&D-stimulering dan de WBSO. Vanuit de wens om R&D in bedrijven te stimuleren is de WBSO dus te verkiezen, zoals ook blijkt uit analyses van het CPB.

    Het instrumentarium kan meer dan nu gericht worden op samenwerking tussen bedrijven en publieke kennisinstelling op het gebied van R&D.

    Er zou meer informatie moeten komen over de kwaliteit van het innovatiebeleid. De doelstellingen van het beleid kunnen scherper geformuleerd worden en er kan een betere evaluatiemethode ontwikkeld worden.

    Interdepartementale coördinatie van het beleid is gewenst om overlap en verkokering van beleid te voorkomen. Daartoe kan het Interdepartementaal Overleg Wetenschapsbeleid (IOW) en de Commissie voor Technologie- en Informatiebeleid (CTI) samengevoegd moeten worden tot één commissie die zich bezighoudt met wetenschaps-, technologie-, en informatiebeleid. Deze samenvoeging wordt al voorbereid.

    De aanbevelingen worden gedaan mede in het licht van de Europese topontmoetingen in Lissabon en Barcelona waar de ambitie is uitgesproken dat de EU binnen 10 jaar de “meest dynamische kenniseconomie ter wereld” wil worden. Nederland wil binnen Europa tot de koplopers behoren op het gebied van de kenniseconomie. Een internationale analyse van de huidige situatie toont aan dat dit niet het geval is. Daarom is goed technologie- en innovatiebeleid nodig om deze ambitie waar te maken.

    Leeswijzer:

    Bijlage III geeft een overzicht van de subsidieregelingen die bij dit onderzoek aan de orde zijn gekomen.

    Onderdeel van het onderzoek vormde ook een tweetal bijeenkomsten met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, de publieke kennisinstellingen en de onderzoekswereld . Zij signaleerden een aantal knelpunten die in het rapport zijn weergegeven in bijlage V.

  • maickel walraven

    Over welke subsidies wil je het specifiek hebben ?

    Ik ben zelf werkzaam bij een ingenieursburo op het gebied van energie/milieu/bouw en werken veelvuldig met de diverse subsidieregelingen op ons betreffende vakgebied.

    Ik zie je reaktie met belangstelling tegemoet.

    Met vriendelijke groet.

  • Marcel

    Hoi Tanja,

    Het ministerie van EZ doet constant studie naar dit soort zaken, dus kijk bij hun op de site bij de publicaties. Dit vond ik zelf wel een leuke http://www.ez.nl/publicaties/pdfs/03B100.pdf. Anders moet je je zelf maar eens introduceren bij iemand in de organisatie van EZ bijvoorbeeld bij het DG innovatie of DG ondernemingsklimaat!

    Wat theorie betreft is de agency ook voor mij een logische keuze. Toch kun je nog verder kijken naar andere meer of minder populaire theorien, zoals de transactiekostentheorie. Je hebt immers te maken met verschillende beheerstructuren waarin de organisatie zich bevinden. Maar ook de structural hole theorie van Burt zal hier leuk inpassen:

    De positie die een onderneming of bedrijf in een sociale structuur inneemt is belangrijk. Zo stelt Burt (1992, 1997) dat de sociale structuur waarbinnen een onderneming functioneert voor een belangrijk deel bepalend is voor de ‘scale’ en ‘scope’ waarop zich ‘opportunities’ of ondernemerskansen voordoen. Succesvolle innovatie – zo luidt de redenering - wordt mede bepaald door de aard en structuur van de ‘relationele’ omgeving waarbinnen deze innovatie ‘georganiseerd‘ is. Aard en structuur van de relationele omgeving kunnen beoordeeld worden op basis van de effectiviteit en efficiëntie waarmee de kennistransacties binnen het kennisnetwerk afgewikkeld worden.

    Ik hoop dat hier wat aan hebt. Succes met je scriptie

  • Rendeuro uw subsidietijger

    Besta Tanja,

    het lijkt mij verstandig het klantenebstand te bekijken en in grote lijnen te bepalen welke regelingen vooral van toepassing kunnen, dan kijken in hoevere klanten heir al iets mee doen. etc..

    Dit is in feite marketing en dus op zich SUBSIDIABEL.

    Wilt u meer informatie, neem dan contact met ons op.

    Onze website is http://www.rendeuro.nl/

    Bert Stegehuis.